Rookvrij werken bij cliënten thuis

Rookvrij werken bij cliënten thuis

Een gezonde organisatie begint bij een rookvrije organisatie. Medewerkers die bij cliënten thuis werken, worden vaak nog blootgesteld aan tabaksrook. Maak jouw organisatie rookvrij en verspreid de ondersteunende materialen.

Een gezonde werkplek is belangrijk. Daarom geldt er sinds 2004 het recht op een rookvrije werkplek. Alleen dit recht geldt niet voor iedereen. Werknemers die bij mensen thuis hun werk uitvoeren, worden nog vaak blootgesteld aan tabaksrook. Met het stappenplan voor zorgorganisaties en aanvullende materialen voor medewerkers en cliënten, kunnen organisaties ervoor zorgen dat medewerkers rookvrij kunnen werken.


Een thuiszorgmedewerker heeft steun nodig van de zorgorganisatie. Bescherm medewerkers tegen meeroken.


FILMPJES: Hoe maak je afspraken met een rokende cliënt om rookvrij te werken tijdens huisbezoek?

Hoe ga je het gesprek aan en maak je afspraken als de cliënt heeft gerookt in huis?
Hoe ga je opnieuw het gesprek aan als de cliënt weer gerookt heeft in huis, ondanks de gemaakte afspraken?
De cliënt wilt roken tijdens huisbezoek. Hoe ga je het gesprek aan met een cliënt die in discussie gaat, en hoe maak je vervolgens afspraken?
Hoe ga je het gesprek aan met een cliënt die wilt roken tijdens huisbezoek en in discussie gaat? En hoe maak je vervolgens toch afspraken?
De cliënt wilt roken tijdens huisbezoek. Wat moet je niet doen in het gesprek met de cliënt?
Cliënt houdt zich aan gemaakte afspraken en staat buiten te roken. Hoe start je een gesprek over stoppen met roken en verwijs je door?
De cliënt houdt zich aan de gemaakte afspraken en staat buiten te roken. Wat moet je niet doen in het rookstopgesprek?

FAQ – Rookvrij werken bij cliënten

Welke wet- en regelgeving is van toepassing op het rookvrij beleid van instellingen?

In de Tabaks-en rookwarenwet zijn, in het belang van de volksgezondheid, regels opgenomen over de beperking en ontmoediging van het gebruik van tabak en het tegengaan van hinder voor mensen die geen tabak gebruiken. Deze wet is uitgewerkt in het Tabaks- en rookwarenbesluit.

Bron: Juridisch kader rookvrije zorg (Brancheorganisaties Zorg)

Wat betekent een verbod op rookruimtes?

De wet verplicht om in een gebouw of inrichting die gebruikt wordt door een instelling of vereniging voor gezondheidszorg, een rookverbod in te stellen (Artikel 10 lid 1 sub b van de Tabaks- en rookwarenwet). Een zorginstelling valt hieronder. Dit houdt in dat in een instelling niet mag worden gerookt. Hierop werd een uitzondering gemaakt voor speciale rookruimtes. Deze uitzondering is echter vervallen per 1 juli 2021, hetgeen de facto betekent dat er geen rookruimtes meer mogen zijn.

Bron: Juridisch kader rookvrije zorg (Brancheorganisaties Zorg)

Zijn er uitzonderingen op het rookverbod?

In het Besluit is een tweetal uitzonderingen op het rookverbod opgenomen (Artikel 6.2 lid 1 van het Besluit). De zorgaanbieder is niet verplicht een rookverbod in te stellen voor:


1. De privéruimten van cliënten.

Er is nergens (niet in de wet of het besluit, of in andere wetten) een definitie opgenomen wat onder een privéruimte wordt verstaan Onder privéruimte verstaan wij: een ruimte die exclusief door de cliënt gebruikt wordt en waar hij voor langere tijd verblijft. Een ruimte waar meerdere cliënten verblijven of waar een cliënt tijdelijk verblijft (bijvoorbeeld in een ziekenhuis) valt dus niet onder dit begrip, zodat daar het rookverbod dus van toepassing is.

2) De open lucht.

Ook hier is het niet verplicht om een rookverbod in te stellen, maar kan hiertoe wel besloten worden. Een beschutte rookplek, zoals een abri, mag alleen worden ingericht op het buitenterrein bij het gebouw. Voorwaarde is dat de voorziening volledig buiten het gebouw is geplaatst. Bijvoorbeeld op de parkeerplaats. Op binnenplaatsen en onder afdakjes van het gebouw mag dus niet zo’n rookplek worden gemaakt. De volgende eisen zijn door de NVWA opgesteld:

• De voorziening mag niet aan het gebouw grenzen of bevestigd zijn (zoals een
afdakje).
• De voorziening mag geen overlast naar binnen geven.
• De voorziening mag geen overlast geven aan personen die het gebouw willen
betreden.
• De voorziening heeft geen andere functie waarvoor niet-rokers de voorziening
moeten betreden (zoals een fietsenhok).

Bron: Juridisch kader rookvrije zorg (Brancheorganisaties Zorg)

Zijn er uitzonderingen op de verplichting van een rookverbod?

In de algemene huisregels (of in een aparte notitie van de zorgaanbieder) kan worden
bepaald dat het rookverbod ook wordt ingesteld op de plaatsen waar dat niet verplicht is: in de open lucht (bijvoorbeeld op een terras) of in de privéruimten.

Het opstellen van dit rook(vrij)beleid vraagt om een zeer zorgvuldige belangenafweging door de zorgaanbieder. Zo kan de werkgever bijv. het (grondwettelijke) recht van de werknemer op bescherming van zijn gezondheid en dus op een rookvrije werkplek afwegen tegen het (grondwettelijke) huisrecht van de cliënt, waarbij de cliënt de vrijheid heeft zijn leven naar eigen inzicht in te richten en zijn persoonlijke levenssfeer wordt beschermd. Ook kan hij de belangen van de veiligheid van de locatie (en andere cliënten) afwegen tegen het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de cliënt. Volgens de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018, is voor de vaststelling van de huisregels of een notitie over het rookbeleid, instemming van de cliëntenraad nodig (Artikel 8 lid 1 sub a WMCZ 2018). Er is ook instemming nodig van de ondernemingsraad als deze huisregels of notitie de werknemers raakt met betrekking tot hun arbeidsomstandigheden (Artikel 27 lid 1 sub d WOR). Het is aan te bevelen om aan potentiële nieuwe bewoners/cliënten van een instelling vooraf duidelijk te maken of het rookverbod ook voor de privékamers geldt. Dan kan de cliënt weloverwogen beslissen of hij wel of niet in deze instelling wil wonen.

Bron: Juridisch kader rookvrije zorg (Brancheorganisaties Zorg)

Spelen de Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz een rol bij het
rookbeleid?

In accommodaties waar de Wzd of de Wvggz van toepassing is, kan een verbod in de
privéruimte alleen in de huisregels worden opgenomen als dat nodig is om de ordelijke
gang van zaken en de veiligheid in de accommodatie te waarborgen. De veiligheid kan
bijvoorbeeld in het geding zijn als cliënten onbegeleid op hun kamer roken. Daarnaast kan op basis van de Wzd of de Wvggz in individuele gevallen een cliënt verboden worden om te roken als dat nodig is om ernstig nadeel te voorkomen. De onvrijwillige/verplichte zorg valt dan in de categorie het ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’.

Bron: Juridisch kader rookvrije zorg (Brancheorganisaties Zorg)

Wat kan worden afgesproken in huisregels over het rookvrij beleid?

Het rookvrij beleid binnen de ggz-instelling wordt vastgelegd in de huisregels. Dit moet binnen de kaders van de Tabaks-en rookwarenwet en het Tabaks- en rookwarenbesluit. De ggz-instelling kan in de huisregels eisen stellen met betrekking tot de (brand)veiligheid, zoals het hebben van rookmelders, brandveilig materiaal, afsluitbare asbakken en speciale rooktijden. Daarnaast kan de instelling in de huisregels omschrijven op welke plekken conform de wet- en regelgeving wel en niet mag worden gerookt.

Het opstellen van een rookvrij beleid (in huisregels) vraagt om een belangenafweging door de zorginstelling, waarbij het waarborgen van de brandveiligheid, het aanbieden van een veilige en rookvrije werkplek en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de roker allemaal moeten worden meegenomen. Uit jurisprudentie van de RSJ blijkt dat tot op heden is besloten dat een algeheel rookverbod, dus in de eigen cel (privéruimte), een te grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer inhoudt. Wel moet de ggz-instelling vanuit haar zorgplicht inspanningen verrichten om ook de niet-roker zoveel mogelijk te beschermen tegen tabaksrook of extra maatregelen nemen om hinder en overlast te voorkomen.

Volgens de Wet medezeggenschap cliëntenrechten zorg is voor het beleid over kwaliteit, veiligheid en hygiëne instemming van de cliëntenraad nodig (Artikel 8 lid 1 sub d Wmcz 2018) Ook is voor het vaststellen van huisregels van het rookvrij beleid instemming van de OR nodig (Artikel 27 lid 1 sub d WOR).

Bron: Memo rookvrije ggz en het juridische kader (de Nederlandse ggz)

Hoe zit het met werknemers die in de privé-omgeving van de cliënt
werkzaamheden verrichten?

Het is lastig voor werkgevers om hun werknemers die werkzaam zijn bij mensen in de privé-omgeving (niet zijnde in de instelling) te garanderen dat zij in een rookvrije omgeving kunnen werken.

Gaat het om prive-ruimten van cliënten in het gebouw van de zorgaanbieder, zoals de kamer van de cliënt, dan kan eventueel een rookverbod worden ingesteld (zie hiervoor), maar in een woning van een cliënt buiten een gebouw van de zorgaanbieder kan dit niet.

De werkgever is op grond van onder meer de Arbowet verplicht om zijn werknemers een gezonde werkplek te bieden. Hoewel de juridische mogelijkheden om voor werknemers een veilige en gezonde werkomgeving te garanderen buiten de instelling beperkt lijken, zal de werkgever wel moeten onderzoeken of dit op een andere manier geregeld kan worden.

De werkgever kan rekening houden met werknemers die rookvrij willen werken. Bijvoorbeeld door deze werknemers bij niet-rokende cliënten te plaatsen.

Ook kunnen afspraken (bijv. in de zorg- en dienstverleningsovereenkomst) met de cliënt worden gemaakt over het roken:

Zo kan afgesproken worden om niet te roken (en de ruimte te luchten) vóór en tijdens het bezoek van de medewerker. En ook dat de medewerker niet rookt vlak voor en tijdens zijn bezoek aan de cliënt.

Bron: Juridisch kader rookvrije zorg (Brancheorganisaties Zorg)

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief

Ik ontvang graag ca. 6x per jaar de Nieuwsbrief Rookvrije Zorg.

Scroll naar boven